Tik op de vingers? Het vervolg!

Onlangs schreven wij een blog over biometrische ontgrendeling van een telefoon en het nemo-teneturbeginsel oftewel het feit dat niemand gehouden mag worden zichzelf te belasten. Centraal stond daarbij een strafzaak waarin het ging om het ontgrendelen van een telefoon door middel van de vingerafdruk tegen de wil in van de verdachte. Zoals in die strafzaak wenste de verdachte niet mee te werken aan de ontgrendeling van zijn telefoon, immers niemand kan worden gehouden zichzelf te belasten. Echter werd er op dat moment door de politie fysieke dwang gebruikt om de daadwerkelijke ontgrendeling te bewerkstelligen, kortom de vinger van verdachte met “proportioneel geweld” op de IPhone gehouden om deze te ontgrendelen.

Aangaande voorgenoemde strafzaak oordeelde de rechter dat de politie op rechtmatige wijze de toegang tot de telefoon had verkregen door met behulp van dwang gebruik te maken van de vingerafdruk van verdachte. Op deze wijze is de vingerafdruk van de verdachte gebruikt om de gegevens die op dat moment al in de smartphone waren vastgelegd, voor het bewijs van het strafbare feit waarvan hij werd verdacht, veilig te stellen. Tegen deze uitspraak is cassatie in belang der wet ingesteld (dit wil zeggen dat verdachte noch Officier van Justitie zijn verdergegaan, maar wel dat dit een essentiële rechtsvraag is die door de Advocaat-Generaal aan de Hoge Raad wordt voorgelegd). Op 9 februari 2021 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan.

De advocaat van de verdachte betoogde bij de rechtbank dat er onvoldoende wettelijke grondslag was om de telefoon op desbetreffende manier te ontgrendelen. Daarnaast gaf de advocaat aan van mening te zijn dat door het gebruik van dwang er sprake zou zijn van een inbreuk op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Doordat er sprake is van een inbreuk op het EVRM is het zogenaamde nemo-teneturbeginsel wel degelijk geschonden.

De Hoge Raad is het niet eens met beide aangevoerde gronden en schrijft in haar arrest: ‘inbeslagneming kan inhouden dat desnoods met toepassing van proportioneel geweld handelingen worden verricht’. Het gegeven dat de politie de verdachte had geboeid en zijn duim op de vingerafdrukscanner heeft gelegd is volgens de Hoge Raad een vorm van proportioneel geweld.

Doordat er sprake is van proportioneel geweld, stelt de Hoge Raad dat artikel 6 EVRM dan wel het nemo-teneturbeginsel beide niet zijn geschonden in desbetreffende zaak. ‘Beslissend voor de vraag of in een strafrechtelijke procedure het nemo-teneturbeginsel is geschonden, is of het gebruik tot het bewijs van het onder dwang van de verdachte verkregen materiaal in een strafzaak zijn recht om te zwijgen en daarmee zijn recht om zichzelf niet te belasten van zijn betekenis zou ontdoen’, schrijft de Hoge Raad in haar arrest. Daar is geen sprake van. ‘Materiaal dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat, mag onder dwang worden verkregen, zoals bijvoorbeeld geldt voor bloed- en urinemonsters’, zo stelt Hoge Raad.

 

Voorts is van belang dat uitoefening van het dwangmiddel van inbeslagneming kan inhouden dat desnoods met toepassing van proportioneel geweld handelingen worden verricht die strekken tot [….] onder zich nemen of gaan houden van voorwerpen ten behoeve van strafvordering (vgl. HR 7 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5819). Datzelfde heeft te gelden voor handelingen die strekken tot het verkrijgen van toegang tot de inhoud van die voorwerpen teneinde daaraan onderzoek te doen.

Concluderend kan worden gesteld dat de handelingen van de politie in bovengenoemde zaak binnen het kader van proportioneel geweld vallen en zijn deze niet in strijd met het EVRM. De veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 218 dagen waarvan 180 voorwaardelijk blijft derhalve in stand.

 

Uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:202

 

Mr. C. Mohr

Kim Couwenbergh