Andere jaren, andere wetten

Op strafrechtgebied is 2020 weer spannend begonnen. Op 13 januari 2020 heeft de rechtbank Gelderland een verdachte van een strafbaar feit veroordeeld. De Officier van Justitie had in die zaak ook de tenuitvoerlegging (tul) van een voorwaardelijke straf van die verdachte gevraagd, nu hij zich binnen de proefperiode schuldig had gemaakt aan wederom een strafbaar feit – deze zaak. Hoewel de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, wijst de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de ‘oude’ zaak af. Dit bevreemdt nu de verdachte zich immers niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke straf inhoudende geen strafbare feiten plegen binnen de proefperiode.

Waarom heeft de rechtbank dit gedaan?

Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (de Wet USB) in werking getreden. Daarin is bepaald dat een verdachte niet in hoger beroep kan tegen een beslissing van de rechtbank met betrekking tot een vordering tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijke straf. Die beslissing is dan meteen definitief, ook al gaat verdachte in hoger beroep voor de ‘nieuwe’ veroordeling. Het worstcasescenario dat door de rechtbank wordt geschetst: stel verdachte wordt in hoger beroep alsnog vrijgesproken, dan dient ook de tenuitvoerlegging van de ‘oude’ straf te vervallen. Door die wetswijziging kan dit echter niet, immers is een uitspraak over de tenuitvoerlegging onomkeerbaar. De rechtbank meent dat hierdoor het recht op een eerlijk proces teniet wordt gedaan en wijst daarom de vordering tenuitvoerlegging af.

En nu?

De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft aangekondigd om cassatie in belang der wet in te stellen zodat de Hoge Raad zich kan uitlaten over dit dilemma. De rechtbank oordeelt immers dat de verdachte een ‘nieuw’ strafbaar feit heeft begaan, maar wijst de tenuitvoerlegging van de ‘oude’ straf af.

Omdat er echter geen hoger beroep (of cassatie) mogelijk is tegen de beslissing over de afwijzing van de tenuitvoerlegging is de procureur-generaal bij de Hoge Raad van mening dat de Hoge Raad zich hierover dient uit te laten. Daarom dient hij cassatie in belang der wet in.

Het streven is om eind maart van dit jaar duidelijkheid te hebben.

Heb je vragen over een strafzaak of word je verdacht van het plegen van een strafbaar feit neem dan contact op met mr. Goltstein of mr. Mohr op 045 – 545 71 30.